Oerkracht

03-02-2016 21:53

Toen ik hem vroeg waar hij wilde overlijden, was hij duidelijk: “Naast mijn vrouw.” Met rooddoorlopen ogen zit zij naast zijn bed en glimlacht. Ze zucht. Trots en verdriet mengen in emotie.

 

Zijn huidige opname heeft niet geleid tot herstel, integendeel. Tot voor kort was hij een vitale oudere man. Net 80. De eerste longontsteking kwam als een donderslag bij heldere hemel, hij was in al die jaren nooit echt ziek geweest. Het had er in gehakt: zijn conditie was sterk afgenomen. Hij was dan wel weer hersteld, ook weer thuis geweest, maar het is nog geen twee maanden later als een tweede, nu nog fellere longontsteking toe slaat. Hij wil graag naar het ziekenhuis en wordt gedurende enkele dagen beademd.

 

Na terugkomst op de verpleegafdeling blijkt hoe de longontsteking heeft huis gehouden. Na een eerste opleving, gaat de situatie achteruit. In de medische status volgen alarmerende zinnen elkaar op. “Matige conditie. Nierfunctiestoornissen. Weer koorts. Meer zuurstof nodig. Echografie van het hart. Ernstig hartfalen. Niet-reanimeerafspraak. Geen kunstmatige beademingen meer. Situatie holt achteruit”. 

 

We praten over zinnige behandelingen. We praten veel uitgebreider over zinloze behandelingen. En als hij ’s middags weer fors benauwd wordt. En als hij aangeeft dit niet meer te willen, praten we uiteindelijk ook over sterven en de dood. We praten over de medicijnen die we zullen stoppen en over degene die we juist zullen starten. 

 

Het is een moment om stil te staan. Het moment om stil te beseffen dat alle medicijnen geprobeerd zijn, dat antibiotica niet meer werken. Dat het verlies erkend moet worden van desastreuze oerkrachten die sommige ziekten in zich dragen. Een stilmakend moment waarin de mens en zijn geliefden afscheid nemen van alle eervolle, levenslange arbeid die het lichaam verricht heeft.  

 

Er heerst schurende dubbelheid in dit moment.  Naast dat intense verdriet van onomkeerbaar afscheid is dit ook het stille moment waarin de opluchting begint. Er schuilt een grote kracht in de mogelijkheden die zorgverleners hebben om lijden aan het einde van het mensenleven te verlichten. Het is een grote kracht om letterlijk te voorkomen dat mensen zullen stikken.

 

Morfine is onomstreden het meest geschikte middel om veel leed in die laatste levensfase te voorkomen. Er bestaan veel fabels over het middel. Ze zijn vaak voortgekomen uit herinneringen aan vroegere ervaringen. Aan het soms traumatisch aangezicht van overlijden van een ouder, een geliefde uit tijden waarin de dood niet bespreekbaar was. Waarin kanker slechts ´K´ was en de dood nauwelijks voorbereid werd.  

 

Mensen overlijden niet aan morfine. Mensen overlijden omdat ze een ziekte hebben, waar ze aan overlijden. Het is onomstreden dat het middel helpt om dit sterven op een fatsoenlijke wijze te laten plaatsvinden. Het taboe dat op dit middel rust, is vreselijk onterecht.

 

Het doseren van morfine kent een zekere complexiteit. Te laag doseren kan uiteraard leiden tot benauwdheid en pijn, maar te snel te hoge doseringen tot bijwerkingen als onrust en hallucinaties. Het precies doseren is nauwelijks nog 'geneeskunde' te noemen. Degene die doseert doet dat volgens de regels van de 'geneeskunst' of beter gezegd 'stervenskunst'. Het zijn regels die nauwelijks te vervatten zijn in een protocol. Ze zijn een resultante van medische kennis, klinische ervaring, intuitie, medemenselijkheid en normbesef. De dosering ligt uiteindelijk daar waar proportionaliteit en barmhartigheid samenkomen.

En als er ondanks deze behandelmogelijkheid toch weer of nog klachten in die laatste levensfase dreigen. Als ze niet op een andere manier op te heffen zijn, dan hebben dokters de mogelijkheid, of beter gezegd, de medische en morele plicht het bewustzijn te verlagen (palliatieve sedatie) met slaapmedicijnen (dormicum) tot er een rustig sterfbed ontstaat. De mens sterft uiteindelijk aan zijn ziekte; hij sterft niet door deze medicatie, maar mèt deze medicatie.

 

's Middags sluip ik de kamer nog even binnen. Er heerst een intieme rust. Het enige geluid dat dan nog te horen is, is het zacht zoemen van de morfine- en de dormicumpomp naast het bed. We zien dat zijn mond iets opengevallen is. Ik zit naast zijn vrouw op een stoeltje naast het bed. Ze glimt als ze zijn mond ziet. Als ze ziet dat de honger van de benauwdheid is gestild. Ze ziet dat hij nog maar zachtjes ademhaalt. Het is oppervlakkig, maar regelmatig. Ze pakt zijn hand en tenslotte ook de mijne. Ze spreekt zacht, gedecideerd en liefdevol: “Wat is hij mooi”. Van haar gezicht kijk ik naar haar hand die de zijne omklemt. Al zestig jaar geleden pakten die handen elkaar vast en lieten nooit meer los.  Ik aanschouw dat prachtige getuigenis. Wat kan het beeld van oude handen die van elkaar houden, ontroeren.

 

En ik weet het zeker. Ik heb het vaker gezien. Als zijn ogen uren later zullen veranderen van kleur. Zijn gelaat zal verbleken. En als hij dan nog een keer zal ademhalen. En naast haar sterven gaat. Dan weet ik zeker dat die hand de zijne nog steeds zal vasthouden. Over oerkrachten gesproken.

 

 

Sander de Hosson is te volgen op Twitter: @shossontwits.