Alleen

30-04-2017 22:05

“Met de bus?” Het moet nogal verbouwereerd geklonken hebben toen ik de verpleegkundige van de avond vroeg waar zijn echtgenote bleef. We zitten samen om het bed van een ruim tachtigjarige man die onze aanwezigheid vermoedelijk al lang niet meer opmerkt. Zijn ogen zijn gesloten en zijn handen liggen gevouwen op zijn buik. Ik kijk naar zijn ademhaling, die steeds langzamer wordt. We hebben onze handen om de zijne geslagen. De verpleegkundige houdt de ene vast, ik de andere. Hij is stervende.

Het is maar soms dat ik meemaak dat iemand sterft zonder dat er familie aanwezig is. Meestal komt dat dan doordat er geen familie meer is. Ik vind dat hartverscheurend.

Heel zelden sterft iemand zonder aanwezigheid van de familie doordat de situatie snel verslechtert, waardoor familie niet op tijd kan komen. Dat is al even hartverscheurend.

De oorzaken van een te laat komende of niet aanwezige familie zijn velerlei.


Soms verdenk ik een patient er van gewacht te hebben tot de familie er juist niet is. Dan piept hij er tussen uit tussen twee bezoekuren in of stiekem in de nacht. En als dat dan gebeurt, is dat goed. Sterven doe je op je eigen manier.


Regelmatig speelt een onverwachte verslechtering mee, soms is het overlijden acuut. De keer dat bleek dat een familie te laat kwam doordat ze opgehouden werden door een routinecontrole van de politie, kan ik me nog scherp herinneren. We hadden op tijd gebeld, maar de auto was door de politie aan de kant gezet om de brandstof te controleren. Het terechte protest werd gesmoord, zo begreep ik. “Waarom hebben ze mij dan niet even gebeld,” had ik gevraagd. “Dat wilde de politie niet. Ik begreep en begrijp daar helemaal niets van. Het is van uitzonderlijk belang dat een familie bij een overlijden kan zijn, voor de stervende, maar vooral ook voor degenen die verder moet. Voor wie dit een belangrijke herinnering zal worden.

Als we als zorgverlener een eenzaam overlijden zien aankomen, valt me altijd de grote piëteit op die door een ieder betracht wordt. Het moment van overlijden verdient net als de komst op deze wereld totale stilstand en respect. Als familie of vrienden er niet zijn of niet kunnen zijn, zullen zorgverleners er zijn. Ik zie dat verpleegkundigen dat doen, ook artsen als de mogelijkheid er is. Het is een soort stilzwijgende erecode, waarvoor niemand een eed gezworen heeft of een belofte heeft afgelegd. Het behoort toe aan goed hulpverlenerschap en menselijkheid. Met tijd als vijand.

 

De man ligt sinds twee dagen op onze verpleegafdeling met een longontsteking. Hij is in een buitengewoon matige conditie en thuis gaat het niet meer. Hij woont alleen met zijn vrouw en ze hebben alle thuiszorg af weten te wimpelen. Toen hij ziek werd, belde de huisarts mij. Hij vroeg om een korte opname. Al kort na de opname, vermoedde ik dat patiënt het misschien niet zou overleven. Ik deelde dat met hem en met zijn vrouw en ze verzochten mij om een plekje in een palliatief georiënteerd verpleeghuis te regelen. Als hij zou sterven, wilde hij niet dat het thuis zou gebeuren. Terwijl we een plek in een verpleeghuis aan het regelen zijn, worden we ingehaald door de tijd. De longontsteking reageert niet op antibiotica en de benauwdheid neemt toe. Ik verzoek de verpleging zijn vrouw te bellen, zij moet beslist snel komen.

 

“Is ze er al?,” herhaal ik mijn vraag.

“Nee,” antwoordt de verpleegkundige die aan de andere kant van het bed is gaan zitten.

En dan ineens sterft hij. Tussen ons in. Gewoon van het ene op het andere moment. Alsof het niets is. We horen nog één ademhaling en dan wordt het stil. Na twee minuten laat ik zijn hand los, pak mijn stethoscoop en luister naar zijn hart dat geen geluid meer maakt.

 

Haar wandelstok valt met een klap op de grond als ze hem ziet liggen. Aan het begin van de verpleegafdeling had ik haar al verteld dat hij dood is. In de kamer wankelt ze naar hem toe, pakt hem vast tussen haar beide handen en dan huilt ze. Het is verder helemaal stil op de in schemer gehulde verpleegafdeling. Het is een prachtig beeld dat even lijkt te vertragen. Alsof iemand onopgemerkt een slow-motion knop indrukt. Ik zie die mooie, oude, beaderde handen om zijn gelaat. Haar mond dicht tegen zijn voorhoofd. Ik zie hoe haar lippen een getuite beweging maken en vervolgens kussen. Eén van haar tranen loopt over zijn gezicht, tot hij er afvalt en in zijn kussen zal smoren.

Het is een klein, indrukwekkend, bijna jaloersmakend afscheid, dit gebaar. Maar alsof er niets is gebeurd, staat ze op en gaat op de stoel recht tegenover mij zitten. Ze kijkt me strak aan – het maakt me wat onzeker-  en stelt de enige vraag die ze zal hebben. Veel woorden zullen er niet meer vallen.

 

“Stierf hij alleen?”.

Ik had de vraag verwacht. Hij is belangrijk.

“Nee,” zeg ik. “Nee. We waren bij hem. Hij was niet alleen. Hij is niet alleen gestorven. We hielden hem vast.”

 

“Dank,” zegt ze en pas nu zie ik een glimlach.  Dan steekt ze haar handen uit naar de verpleegkundige en naar mij, tegelijkertijd. Ik zie weer die oude, slanke, beaderde handen. En terwijl ze zacht knijpt, zegt ze het zachter. “Dank. U weet niet half wat dat voor mij betekent.“

 

Het is een zoveelste bevestiging. Een familie op weg naar een overlijden in het ziekenhuis verdient een zwaailicht. Niemand hoort alleen te sterven. Het is van uitzonderlijk belang dat een familie bij een overlijden kan zijn, voor de stervende, maar vooral ook voor degenen die verder moet. Voor wie dit een belangrijke herinnering zal worden.